Artikelen

Een domineesgezin in Eibergen

Een domineesgezin in Eibergen, begin 19e eeuw

Eén van mijn betovergrootvaders, Anthony Jan Gooszen, werd in 1793 geboren in Ootmarsum als oudste zoon van de vrederechter. Hij studeerde theologie in Groningen en werd in 1816 bevestigd als predikant van de Hervormde Kerk in Eibergen. Hij zou zijn hele leven in Eibergen blijven ‘staan’. Ruim een eeuw na zijn dood werd hij herinnerd als ‘een braaf mens in een brave tijd’ 1. Braaf in de zin van toegewijd zal hij misschien zijn geweest, maar de tijd waarin hij leefde was zeker niet saai of gemakkelijk voor hem en zijn gezin. Helaas zijn er in mijn familie geen brieven of papieren van Anton2 en zijn gezin bewaard gebleven. Voor het onderstaande verhaal ben ik daarom afgegaan op vermeldingen in ­officiële­documenten­en­streekgeschiedenis.

Eibergen, begin 19e eeuw

Ds. A.J. Gooszen was van 1816-1854 predikant te Eibergen.

Toen Anton er in 1816 dominee werd was Eibergen een grotendeels zelfvoorzienende boerengemeenschap Men verbouwde graan, had koeien, liet schapen weiden op de gemeenschappelijke buitengronden, hield kippen en varkens en verbouwde zijn eigen groenten Er waren bakkers en slachters en er werd gesponnen en geweven, maar dat alles gebeurde in en rond het boerenbedrijf Alleen beurtschippers op de Berkel en marskramers leverden soms goederen van elders aan In de jaren ’30 veranderde dat In 1834 kwam er in de buurtschap Mallum een grote weverij, een fabriek met 300 snelweefgetouwen Ze was opgezet door een Belgische ondernemer, Bouquié, die de strijd om de onafhankelijkheid in zijn land was ontvlucht De fabriek profiteerde van samenwerking met de textielbedrijven in Twente en zorgde tot de dood van Bouquié in 1855 voor extra werkgelegenheid Veel welvaart kwam er overigens niet, want het voornaamste bestaansmiddel, de landbouw, werd in de jaren ‘40 zwaar getroffen door de aardappelziekte en door mislukte rogge-oogsten Velen leden honger en sommigen vertrokken naar Amerika om daar een nieuw bestaan op te bouwen In 1840 had Eibergen ruim 5 000 inwoners Iets meer dan de helft van hen was katholiek en de rest behoorde, op een kleine Joodse gemeenschap na, tot Antons kerkgemeente

1 H Odink, E H Wesselink, 1984, Kostgangers van onze Lieve Heer, p 36

2 Ik heb aangenomen dat Anthony Jan Anton werd genoemd, net als later een kleinzoon van hem, die naar hem was vernoemd

Hij had dus de zorg voor zo’n 400 huisgezinnen3 Dat lijkt misschien niet veel, maar de boerderijen lagen verspreid in het land en bezoeken aan zieke of stervende gemeenteleden zullen veel tijd en – zeker in de winter – veel moeite hebben gekost Van een boerderij in de buurtschap Mallum in het noorden was het al gauw een uur lopen naar een huis in de buurtschap Hupsel ten zuiden van de pastorie Misschien kon Anton er een paard op na houden, maar erg vermogend was hij niet.

Boer en dominee

Antons predikantensalaris werd deels in natura betaald De pastorie waar hij in 1816 kwam te wonen was een eenvoudig boerenhuis met lemen wanden Er hoorde niet alleen een flinke tuin bij, maar ook bouw­ en weiland. Een deel daarvan verpachtte hij en de rest bewerkte hij zelf Hij was dus niet alleen dominee maar ook boer De koster en hij hadden ook nog recht op afdrachten van gemeenteleden in natura en in geld, maar volgens een verslag uit 1835 zaten ze er niet erg hard achterheen dat iedereen betaalde4 Anton had niet de naam rijk of gierig te zijn Toen hij een aanbod kreeg om predikant te worden in de grotere, ongetwijfeld beter betalende gemeente Borculo, wees hij dat af Hij wilde zijn Eibergenaren niet in de steek laten Dat werd heel erg gewaardeerd Als dank hield de gemeente een inzameling en haalde een bedrag van 300 gulden voor hem op Dat was in die tijd heel veel geld Anton besloot het echter niet zelf te houden, maar te besteden aan de verfraaiing en het onderhoud van de kerk Intussen woonde hij al lang niet meer alleen in de pastorie In 1822 was hij getrouwd met Anna Amshoff, een domineesdochter uit het naburige graafschap Bentheim

Domineesvrouw

Anna Amshoff werd in 1797 geboren als dochter van de dominee in het Duitse plaatsje Uelsen, zo’n twaalf kilometer ten noorden van Ootmarsum Destijds was er veel contact tussen de grensgebieden Aan beide zijden van de grens sprak men dezelfde taal en was calvinistisch protestant – niet luthers, zoals elders in Duitsland In 1808, toen Anna elf jaar was, verhuisde het gezin naar Emmen, waar haar vader toen dominee werd Hoe Anton en Anna elkaar hebben leren kennen weet ik niet Misschien waren de families destijds in Uelsen en Ootmarsum met elkaar bevriend en ging Anna later vanuit Emmen nog weleens terug Anton zal zeker als jonge man regelmatig zijn ouders in Ootmarsum hebben bezocht Anna en Anton trouwden

3 Volgens de volkstelling van 1840 had de gemeente Eibergen 5 186 inwoners, verdeeld over 851 huisgezinnen Het totaal aantal protestanten bedroeg 2 178; het totaal aantal katholieken: 2 929; Joden: 53 en “niet genoemde gezindten”: 27 (www volkstellingen nl)

4 E H Wesselink, 2000, Geschiedenis van de Oude St. Mattheüs…, p 113

in december 1822 Ze kregen zeven kinderen De oudste twee waren meisjes: Dina werd in 1823 geboren en twee jaar later volgde haar zus Christina Daarna bracht Anna vijf zonen ter wereld In 1827 werd Andreas geboren, die vernoemd werd naar Antons vader Twee jaar later kwam Johannes, vernoemd naar Anna’s vader Toen volgde in 1832 Jan en na twee jaar Maurits Dit jongetje leefde maar een jaar en vier maanden, hij stierf in het najaar van 1835 In 1837 beviel Anna nogmaals van een jongetje, dat ze opnieuw Maurits noemden Ze was toen veertig jaar.

Moeilijke jaren

In de moeilijke jaren ’40, toen er veel honger werd geleden, probeerden Anton en Anna te helpen waar ze konden Maar zelf hadden ze het ook niet gemakkelijk In maart 1844 stierf hun oudste zoon Andreas; hij zou in juni van dat jaar zeventien zijn geworden In hetzelfde jaar kwam Anna’s vader uit Emmen in Eibergen wonen Hij was toen al in de zeventig, maar vermoedelijk behoorlijk vitaal Hij trok niet bij zijn dochter en schoonzoon in, maar kocht zelf een huis, ’t Whemerve Hij was actief en zou de leeftijd van 87 jaar bereiken Ik vermoed dat hij naar Eibergen was gekomen om zijn dochter en schoonzoon tot steun te zijn na de dood van hun oudste zoon Andreas werd in Ootmarsum begraven en misschien is hij daar ook wel gestorven, want hij ging er in de vroege jaren ’40 naar de Latijnse School5

Dorpsschool, breischool en Latijnse school

In de gemeente Eibergen waren alleen lagere scholen: één naast de pastorie en een klein schooltje met twee lokalen in de buurtschap Rekken Om verder te leren moest je naar een grotere plaats met een Franse of een Latijnse school De Latijnse school bereidde voor op verder studeren aan een universiteit of hogeschool De Franse school bood een meer praktische opleiding voor hogere functies in de handel of ambtenarij Voor Eibergen was de Latijnse school in Groenlo het dichtste bij, maar Anton en Anna kozen voor hun zonen de school in Ootmarsum, die erg goed bekend stond Dat betekende dan wel dat de jongens al heel jong het huis uit moesten, maar ze konden in Ootmarsum wel bij familie wonen Hun zusters bleven na de lagere school thuis, zoals destijds gebruikelijk was Misschien kregen ze nog wat privé lessen – ik hoop het maar! Daarnaast werden ze vast ook betrokken bij les geven op de naai- en breischool, die Anna en Anton hadden opgezet Geld verdienden de meisjes en hun moeder er niet mee, ze gaven de lessen voor niets.

5 In het bevolkingsregister van Eibergen staat zijn overlijden wèl vermeld, maar dat kan geweest zijn, omdat Eibergen nog steeds zijn officiële woonplaats was. Ook zijn broers bleven later in Eibergen ingeschreven staan, toen ze elders onderwijs volgden

Domineeswerk

Hoe Anton als dominee te werk ging blijft gissen Van zijn hand zijn geen verhandelingen over godsdienst bewaard gebleven Vermoedelijk was hij vooral een praktisch mens Anna kwam uit een familie met een intellectuele traditie Zowel haar vader als haar jongere broer Maurits hebben theologische geschriften nagelaten en worden uitvoerig vermeld in het ‘Biografisch woordenboek van Protestantsche Godgeleerden in Nederland’ Beiden worden gerekend tot aanhangers van de vrijzinnige Groninger richting, waarin het in praktijk brengen van naastenliefde belangrijk werd gevonden6 Ik denk dat Anton in zijn werk bij die richting aansloot Domineeswerk in Eibergen betekende niet alleen het protestantse geloof uitdragen, maar ook omgaan met de katholieke Eibergenaren, ruim de helft van de bevolking.

Op hoeve Scholten Hofman spookte het soms behoorlijk.

Toen Anton in 1816 aantrad als predikant van de grote Oude Mattheüs was de katholieke kerk in Eibergen niet meer dan een woonhuis De katholieken waren arm; hun godsdienst was nog maar pas weer officieel toegestaan en wat er in de 18e eeuw nog aan kerkelijk bezit was geweest was in de Franse tijd verbeurd verklaard Veel Eibergse katholieken weigerden de ‘kostergarven’ te voldoen, de betaling in natura, die alle inwoners verplicht waren te betalen aan de koster van de Oude Mattheüs Die verplichting was niet zo vreemd, want tot 1829 hadden ze alleen het kerkhof bij die kerk om hun doden te begraven

6 De Groninger richting ontstond in de jaren ’20 van de 19e eeuw en legde de nadruk op in de praktijk brengen van naastenliefde (J Vree, 1984, De Groninger Godgeleerden)

Spanningen tussen beide gezindten zullen er dan ook vast zijn geweest Hoe Anton daarmee omging weet ik niet, maar volgens de overlevering was hij later in zijn leven goed bevriend met de toenmalige pastoor, Joannes Visser Intussen hadden de meeste Eibergenaren, katholiek of protestant, niet veel meer dan de wekelijkse preek om hen van nieuws en informatie te voorzien Ze leefden geïsoleerd en dichtbij de natuur. Velen hadden andere ideeën over hogere machten dan hun dominee en hun pastoor Zo werd er verteld dat sommige mensen ‘heksten’: ze aaiden ’s nachts een koe, die daarna dan heel plotseling vermagerde, of haalden een paard uit de wei om er de hele nacht mee rond te rijden, zodat het de volgende dag uitgeput was Ook waren er dwaallichten die in duistere nachten stropers misleidden En de geest van een overledene bleef soms na zijn dood nog ronddwalen door huis en hof7 Geesten op de boerderij Scholten Hofman Eén van die spookverhalen ontstond in 1854, het jaar waarin Anton stierf Het heeft met zijn dood te maken en bij sommige oudere inwoners van Eibergen is het zelfs vandaag de dag nog bekend.8

Op de boerderij Scholten Hofman, destijds van de Heer van Mallum en gelegen aan de huidige Rekkensebinnenweg, woonde een protestants gezin. Het was een groot gezin met meerdere kinderen. Enkele gezinsleden pleegden zelfmoord. Bijgelovig als men in die tijd was meende de overgebleven bewoners dat de geesten van degenen die zelfmoord hadden gepleegd nog rond zwierven. Er gebeurden dan ook onverklaarbare dingen op de boerderij. De koeien kwamen ‘s nachts spontaan los en liepen naar buiten. De deuren zouden ook zijn open gegaan zonder dat iemand dat deed. Men raadpleegde dominee Gooszen. Hij zou hebben gebeden voor het opnemen van de geesten, maar dat had geen effect. De dominee was bevriend met de Eibergse pastoor en vroeg die om raad. De pastoor vroeg om een lijkkoets met twee paarden bespannen en een doods- kist. Zo werd door de dominee en de pastoor op de wagen de reis naar Scholten Hofman aanvaard. De pastoor had de rozenkrans gebeden en aan de dominee het uitdrukkelijke verzoek gedaan om tijdens het gebed in de boerderij niet achterom te kijken. Doch ds. Gooszen kon dat toch niet laten. Wat hij toen had gezien had hem ontzettend aangegrepen zo erg zelfs dat hij er ziek van was geworden en stierf. De geesten hadden nadien niet meer rondgewaard bij boerderij Scholten Hofman.

7 H Odink, 2016, Kijkjes in het Oude Berkelland, p 191-194

8 Met dank aan de medewerkers van het archief van de Historische Kring Eibergen, die het verhaal voor mij opspoorden

Overlijdensbericht van ds. A.J. Gooszen

Waarschijnlijk hebben de Eibergenaren met dit verhaal een verklaring gezocht voor het overlijden van hun geliefde dominee Zijn ziekbed had achttien weken geduurd Het zou kunnen zijn dat hij in die tijd werkelijk geschokt en verdrietig was – tegenwoordig zouden we zeggen: depressief Daar was wel reden toe In januari 1853 was Johannes overleden Hij was de oudste zoon sinds Andreas negen jaar tevoren was overleden Johannes werd maar 23 jaar

Vertrek uit Eibergen

Toen in 1855 Antons opvolger aantrad moesten Anna en de kinderen de pastorie verlaten Vermoedelijk konden ze in het huis van Anna’s vader gaan wonen, die – net als Johannes – in 1853 was overleden Jan studeerde in die tijd geneeskunde in Groningen Maurits was nog op school in Ootmarsum Hij ging in 1856 naar Groningen om in de voetsporen van zijn vader theologie te studeren De beide meisjes waren nog thuis Ze trouwden laat: Dina was al zesendertig toen ze in 1860 met de Ruurlo’se dominee Braam trouwde Christina was drie jaar eerder gehuwd met notaris Tjeenk Willink in Borculo Ze was toen ook al eenendertig Na Dina’s huwelijk en haar verhuizing naar Ruurlo vertrok ook Anna uit Eibergen om bij dochter Christina in Borculo te gaan wonen.

Hans Gooszen, oktober 2017

Bronnen Literatuur

  • H Odink, 2016, Kijkjes in het oude Berkelland
  • H Odink, E H Wesselink, 1984, Kostgangers van onze Lieve Heer
  • H G Scholten, 2003, Kwartierstaat Scholten – Gooszen
  • B H M te Vaarwerk, 2012, De St.-Mattheüskerk te Eibergen, kroniek van een parochie in het Berkelland, 1795-2010
  • J Vree, 1984, De Groninger Godgeleerden, de oorsprong en de eerste periode van hun optreden (1820-1843)
  • E H Wesselink, 2000, Geschiedenis van de Oude St. Mattheüs van Eibergen, 1500-2000

Websites

 

 

 

 

Gerelateerde Afbeeldingen:

Het delen van dit artikel stellen we zeer op prijs